Boer, jij met je geurig manchesterpak
van eikenhakhout, met je okshoofd
van gebakken schouderham
Jouw hand zoveel grover dan de mijne druk ik
Enkel in jouw woonkeuken schuif ik aan
slobber ik je winderige bonensoep, verorber ik je
kotelet met jus
’s Nachts vouw ik er mijn naaktheid in een krakend bed
Kijk, aldaar omklem ik de forgespekte
roodgezoende heupen van je jongste dochter
want Vlees ben ik en tot Vlees keer ik terug
O, je vergelding als je haar drachtigheid ontdekt
En je ontdekt het zeker! Nog dit voorjaar
werpt ze me haar biggen. Alle negen!
Dan wacht je vloekend op me, je nek zwaar getatoeëerd
met de landerijen van je woede
Jij balt de aarde samen tot een vuist
en rond het mes!
Je snijdt mij open
waar ik geen hart!
Agro-industrieel, jij evenmin!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten