In een duinpan wil zij zichzelf schilderen
het hoge, canvaswitte
voorhoofd
alleen gestreeld door lichtblond helmgras
weg
van haar (gebarsten) glazen muiltjes
haar drie zusters,
dode echtgenoot
bebloed spinnenwiel…
met enkel nog de tederheid van haar penseel
en soms een huppelend
duinkonijn
En als ik dan de meeuwen krijsen hoor
of
de golfslag van de branding
dan zal ik komen
om voor haar te knielen…
met op mijn vogel-
kop
een zilte doornenkroon
als voor een kruisiging (onaf)
op
een (onaf) zeegezicht
Geen opmerkingen:
Een reactie posten