vrijdag 15 juli 2016

Arboretumgedichten II : Duindoorn



In een duinpan wil zij zichzelf schilderen
het hoge,  canvaswitte  
voorhoofd
alleen gestreeld door lichtblond helmgras

weg
van haar  (gebarsten) glazen muiltjes

haar drie zusters, dode echtgenoot

bebloed spinnenwiel…

met enkel nog de tederheid van haar penseel
en soms een huppelend
duinkonijn

En als ik dan de meeuwen krijsen hoor
of
de golfslag van de branding

dan zal ik komen
om voor haar te knielen…

met op mijn vogel-
kop
een zilte doornenkroon

als voor een kruisiging (onaf)
op
een (onaf) zeegezicht



Geen opmerkingen: