In
Valkenburg-Houthem dronk mijn vader wit bier onder de kastanjes, mijn
moeder
stilte. Maar wij, mijn broer en ik, typische Zondagskinderen van
de
Jaren Vijftig, stoven na ons glas karnemelk richting Eerste Nederlandse
Caracollen-kwekerij.
De eerste èn de grootste, want toentertijd de enige.
Je
moest daar eigenlijk een stuiver (!) toegangsgeld betalen, maar vaak
vertoefde
de eigenaar (het was maar een sloom eenmansbedrijfje op een
lapje
grond van zo'n zestien bij drie meter..) in de korenvelden aan de
overkant
richting Geul. Op caracolenjacht.
Want
behalve caracolen kweken placht de man deze in ivoren-
met-
zilver(s)lijm- dichtgelakte doosjes verstopte lekkernijen ook te
vangen.
En
terwijl dan de Grote Slakkenvanger elders in de Elyseese Velden
vertoefde,
bekeken wij heimelijk zijn 'oogst'; brooswit, ivoorwit,
San-Marco-te-Venetië-wit,
gepleisterd grafwit, Soestdijk-wit...Niets dan
slakken,
slakken, slakken!
Op
verpieterde slablaadjes. Blauw kokhalzend op en over elkaar. Stomme
wassen-beeldjes
uit een week, zeer week Madame Tussaud's.
Maar
dan kwam hij, de Grote Slakkenkoning, luid tierend en gebarend aan,
want
hij had zo al uit de verte wel begrepen dat we 'witkijkers' waren,
niet
van zins onze schaarse zondagse zakcent te spenderen aan een paar
vierkante
meter slijm.
En
weg joeg hij ons, naar onze ouders terug op het terras van Hotel-
Café-Restaurant
'Juliana'. Buiten adem kwamen we daar aan, gelukkig
angstig.
Maar
hij, onze bedreiger, keerde meestal al voor de Geulbrug mopperend
terug
naar zijn mini-paradijs van slijmvorsten en slijmvorstinnen.
Dat
kon natuurlijk onmogelijk lang onbeheerd...
Ach,
grote Caracol Onzichtbaar met je wit spoor van melkwegstelsels dwars
door
het heelal...enkel om, jaren later, dit te schrijven;
Slakken
- blote broches
die over
je tepels
kruipen,
richting Dood...
om
nóg een glas Hardvochtigheid ?