dinsdag 19 mei 2020

Mijn Tantes





Mijn tantes de Godinnen, reusachtige pompoenen
zo daalden ze, frisgeboend, van de Olympus
in Troje’s mahoniehouten salons
onder lachfilmhoeden verorberden zij
slagroomtaart na slagroomtaart

s Zomers resideerden zij onafgebroken
op picknicklakens, rood & wit geblokt
De moorkoppen van hun zwartbebroekte achterwerken
kneusden boterbloem & madelief. Het clavecimbel
van de leeuweriken viel spoedig uit. Elk droeg
een stem van bronsgroen eikenhout of smakte!

Daar zaten we dan. In alle windstreken
een koe-ogige godin ( “Aan wie de appel? “)
De rokken opgeschort, de dijen onbetamelijk bloot

Ach, vergaan zijn al die donzen pruillippen
al die trotse ponden perzikvlees
Verdord de rode wangen van dat sappig twistgesprek

Over: Likeurroze roddel Ilias & Odyssee

Geen opmerkingen: