Op de vraag naar waar ik vandaan komt, pleeg ik wel te
antwoorden
“Zo ik iets ben, ben ik een Heerlenaar, zo ik iets ben…”
Welbewust parafraseer ik zo de uitspraak van de dichter Alfred
Kossmann
“Zo ik iets ben, ben ik een Rotterdammer , zo ik iets ben…”
Me dunkt, dat past
een dichter, die in Heerlen geboren, sinds jaar en dag woont
en werkt in Rotterdam.
Hoe komt een Heerlens dichter in Rotterdam terecht?
Dat kom door de Wet
van Herberghs.
Die Wet, genoemd naar zijn opsteller Leo Herberghs, luidt
als volgt:
Er dient in elk land een dichter op de 100.000 inwoners aanwezig te zijn,
met de nadruk op èèn!
Heerlen had al een dichter – en wel Leo Herberghs zelf.
Heerlen is eigenlijk zelfs al tijden lang overbedeeld, want op 1 Januari 2014
telde de stad 88.204 inwoners. Hoe dan
ook, volgens de Wet van Herberghs is er voor
een tweede dichter in Heerlen geen plaats.
Lex dura, sed lex!
De wet
is hard, maar het is nu eenmaal de wet…
Toen ik in 1967 afstudeerde aan de Universiteit aan Zee en terug wilde naar Heerlen, als dichter-jurist kon ik daar dus eigenlijk nie terecht.
Wat nu?
Leo wist raad.
Werd Heerlen in de Jaren Vijftig niet wegens zijn
bouwdynamiek “het Rotterdam van het
Zuiden” genoemd ? Leo wees mij er
fijntjes op dat Rotterdam, zogezegd “het
Heerlen van het Noorden”
( 620.000
inwoners), amper het getal van 5 serieus te nemen dichters haalde. Daar
was dus duidelijk een vacature. Daar was minstens een dichter te weinig
“Waarom vestig je je daar niet? ” zo was zijn (retorische) vraag: “Kun je ook mooi ieder jaar zonder
extra kosten naar Poetry International! ”
En dat heb ik toen gedaan. Ik heb mij gevestigd in
Rotterdam.
En inderdaad, Rotterdam is een prima plek voor een dichter in ballingschap.
Ik voel mij er nu en dan zelfs thuis…
Al zal het heimwee naar de Bongaertslaan, de straat die Leo’s
Caumerbeeklaan
kruist - de straat
van mijn middelbare schooltijd- nooit overgaan…
Dank, Leo, dank! .
Geen opmerkingen:
Een reactie posten