God was in mijn
jeugd in Zuid-Limburg
een vriendelijk
soort Dikke Bertha
een constante picknick
tussen de brokaten
heuvels
vol mollige tantes
in rokken van Hoempapa
& kleine,
donzen ooms Pierre Kemp, de zon
stralend, aan een
gouden ketting in hun vestzak
van hun zondagse zwarte
pak
en o, o, de
radde, regenteske regenbogen
van hun
toverbaltongen
zaterdagsavonds
voor de Regionale Omroep Zuid!
Zondagen waren
toen als Belgische pralines
in zorgvuldig goudpapier
gewikkeld:
Gouverneurs en Staatsmijndirecteuren
met oogwit als
Wieckse Witte
En bisschop
Gulielmus Cognac- met-een-Ei in Roermond
zat er alsmaar te
wachten op Een Nog Beter Leven!
Gods eigen
schattige mopshond
die, als uit zijn
onderbuik, op paarlemoeren vleugels
zijn Engel zich
klapwiekend verhief
om een sepia Boodschap
het bol, rooms-onschuldig
gezicht
in de kersenvlaai
stak
aldus camouflerend
de Heilige Geest van zijn wind….
En doordeweeks op
de Sphinx en de Mosa bogen zich
de arbeidsters,
vol van genade & lapis lazuli glazuur
over tableaus van
Charles Eyck & Edmund Bellefroid
En op Vastenavond
_ de maan bleek als een hostie
mochten zij
hossen onder gemaskerde naakten
dronken van zaad
naar de Hel!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten